Wet op het Politieambt
Wet op de Voorlopige Hechtenis
Wet op de identiteitskaarten
Omzendbrief CP5
Het belangrijkste van deze cursus is weten wat een controle van een persoon inhoudt. Artikel 34§1 van de Wet op het Politieambt luidt als volgt:
De politieambtenaren controleren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een feit strafbaar met een administratieve of strafrechtelijke sanctie heeft gepleegd.
Zij kunnen eveneens de identiteit controleren van ieder persoon indien zij, op grond van zijn gedragingen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, dat hij heeft gepoogd of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord.
Overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie, kunnen (de politieambtenaren) eveneens de identiteit controleren van ieder persoon die een plaats wenst te betreden die het voorwerp is van een bedreiging in de zin van artikel 28, § 1, 3° en 4°.
§ 3. Teneinde de openbare veiligheid te handhaven of de naleving te verzekeren van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kunnen de overheden van bestuurlijke politie, binnen de perken van hun bevoegdheden, identiteitscontroles voorschrijven, uit te voeren door de politiediensten in de omstandigheden die deze overheden bepalen.
§ 4. De identiteitsstukken die aan de politieambtenaar overhandigd worden, mogen slechts ingehouden worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijd en moeten daarna onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven.
Indien de persoon waarvan sprake in voorgaande paragrafen weigert of in de onmogelijkheid verkeert het bewijs te leveren van zijn identiteit, alsook indien zijn identiteit twijfelachtig is, mag hij worden opgehouden gedurende de voor de verificatie van zijn identiteit noodzakelijke tijd. De mogelijkheid moet hem worden geboden zijn identiteit te bewijzen op eender welke wijze. In geen geval mag de betrokkene te dien einde langer dan twaalf uur worden opgehouden. (Indien de vrijheidsberoving geschiedt met het oog op het verifiëren van de identiteit, maakt de politieambtenaar die deze verrichting doet, daarvan melding in het register van de vrijheidsberovingen.)
Korter gezegd hebben we een ruime bevoegdheid te controleren. Wanneer iemand van zijn vrijheid benomen is, wanneer hij zich vreemd gedraagd of wanneer we denken dat de betrokken persoon opgespoort wordt, of in het kader van de Openbare Veiligheid of grenscontroles.
Tevens mogen de identiteitsstukken slechts ingehouden worden gedurende de duur van de verificatie van de identiteit. Doch, indien de betrokkene weigert zich te identificeren, of indien er tijwel is, mag hij opgehouden worden voor de duur dat wij zijn identiteit kunnen verifiëren, met een maximum van 12 uur.
Er zijn altijd twee basisprincipes, met de makkelijke mnemonische afkortingen MAGDA en HEIDI. MAGDA doet ons denken over we überhaupt wel mogen overgaan tot een controle, met andere woorden toetsen we hiermee het wettelijk kader af. Is deze persoon zich wel verdacht aan het gedragen, of lijkt dit enkel zo? Dit sluit naadloos aan bij HEIDI, waarbij we de persoon aan het wettelijk kader toetsen. Is het wel hij die mogelijks opgespoort wordt?
De drie grootste wettelijke basissen om een identiteitscontrole uit te voeren zijn de Wet op het Politieambt, de Wet op de Voorlopige Hechtenis en de Wet op de Identiteitskaarten. Tot slot kan er voor verkeersovertredingen ook op basis van artikel 59.1 van de Wegcode (KB 01/12/175) overgegaan worden tot een identiteitscontrole.
Iedereen vanaf 12 jaar en ingeschreven in het bevolkingsregister, zal houder zijn van een Belgische identiteitskaart. Zij zijn daarom nog niet verplicht om deze bij te hebben.
Vanaf de leeftijd van 15 jaar is men geacht ook drager te zijn van een identiteitskaart. Vanaf deze leeftijd is men altijd verplicht deze bij zich te hebben.
Indien iemand ingeschreven is in België, maar zijn identiteitskaart niet bij heeft kunnen wij via het bevolkingsregister toch nog de identiteit bevestigen. Dit kan door middel van controlevragen, nadat wij de achternaam, voornaam en geboortedatum verkregen hebben. Controlevragen mogen darentegen wel nooit bedreigend zijn.
Vraag bijvoorbeeld nooit naar de ouder, voor hetzelfde geld zijn deze bijvoorbeeld net gestorven. Een betere vraag is vorige adressen, dit komt minder bedreigend over.
In de omzendbrief CP5 wordt gekeken naar het professioneel profileren. Het spitst zich toe op vier stappen, waarbij een continue evaluatie centraal staat. Het is gebaseerd op de waarden en normen van de politie, de expertise van het personeelslid en het professionaliseren hiervan.
De normen en waarden zijn gebaseerd op het wetgevend kader, de Gemeenschapsgerichte Politiezorg en dergelijke meer.
De expertise van het personeelslid handelt over de kennis en competenties, de communicatievaardigheden en de actuele informatie die voorhanden is.
Het professionaliseren werkt meer vertrouwen en respect in de hand, hierbij wordt meer informatie beschikbaar en worden betere resultaten behaalt.
De vier stappen handelen over selecteren, uitleggen, omgang en reflecteren. Deze staan in continue evaluatie tegenover elkaar. Deze zelfreflectie helpt om etnisch profileren tegen te gaan, waarbij we zouden afgaan op zogenaamd ras of dergelijke zaken. Bij professioneel profileren handelt het over de persoon, niet de afkomst.
Selecteren gaat over de vraag "Waarom kies je die?", is er een wettige opdracht, zijn er omstandigheden, plaats of tijd, het gedrag, of materi¨Pele aanwijzingen? Met andere woorden, een professionele selectie is een onderbouwde selectie.
Uitleggen gaat over de vraag "Kan je het uitleggen?", meerbepaald dus de rekenschap afleggen. Een goede uitleg kunnen geven waarom je deze persoon controleert leidt tot meer begrip en medewerking.
Omgang handelt over de vraag "Hoe gedraag ik me?", ben ik respectvol en correct, en werk ik de-escalerend? Goed gedrag leidt tot een aanvaardbare controle.
Reflecteren stelt de vraag "Wat heb ik er uit geleerd?", hoe toets ik het af, wat was de impact en klopte mijn selectie? Een goede feedback kan de expertise delen en vergroten.
De taak van de politie is waarheidsvinding. Laat je dus niet verleiden tot het maken van een waarheid, maar blijf steeds professioneel en zoek naar bewijzen. Met andere woorden, wees een jager, geen jachthond.
Bij een ANG-controle gaan we controleren of iets geseind staat. Dit kan op basis van een feit, waarbij een verhoor categorie IV verbonden is. Dit kan ook door het niet aangeven van een woonplaats zijn, waarbij dit opgespoort moet worden. Een bevel tot gevanggenneming en bevel tot aanhouding op vraag van het Parket, of een betekening voor het ontzetten tot het recht van sturen. Dit houdt in dat er bij een seining dus altijd niet permanent te nemen maatregelen verbonden zijn, want eens deze eenmaal uitgevoerd zijn moeten zij niet nogmaals uitgevoerd worden.
Binnen de ANG-raadpleging kunnen we terugvinden of mensen gekend zijn. Dit kan op basis van een veroordeling, op basis van een heterdaad situatie, een bekentenis, niet-convergerende getuigenissen, materiële bewijzen of op vraag van de Procureur des Konings of Onderzoeksrechter. Een convergerende getuigenis is een getuigenis van twee onafhankelijke getuigen die hetzelfde vertellen.
Hij die in de ANG komt is of een crimineel, of een kieken, en de gevaarlijkste crimineel blijft de onbekende crimineel.
De APFIS-nummer is een code die gegeven wordt aan de vingerafdrukken, waarmee interdepartementaal vergeleken kan worden. Deze is opgebouwd uit een c, 6 nullen en dan 5 cijfers, bijvoorbeeld c000000589745. Het HIT-formulier dat men krijgt bij de gerechtelijke triptiek dient bijgevoegd te worden aan het proces-verbaal, zodoende dat het parket de aliassen kan controleren op veroordelingen.
Een DOS is een aankondiging van een grootschalig gerechtelijke onderzoek. Dit gebeurd via de GES-module in PORTAL.
De exploitatiegevorderden zijn personen die een RIR (informatierapport) kan bekijken, maken, en eveneens toegang heeft tot de DOS. Deze worden door de zonechef aangeduid.
In de MFO3 wordt het beheer van informatie voor Gerechtelijke en Bestuurlijke Politie vastgelegd. Hierin staat beschreven wanneer men een RIR al dan niet een RAR moet opmaken.
Indien er een te nemen maatregel is zoals grondige controle bij iemand die gekend is in de ANG, dient men een identificatiebericht op te stellen. Dit moet zeer grondig ingevuld zijn. Men denke hier maar aan Big Brother, een schoonmoeder of een politionele enkelband waarmee de betrokkene gevolgd wordt.
In de ANG kunnen politionele gewoontes gekoppeld zijn. Dit kan omvatten dat zij gewapend kunnen zijn, agressief, weerspannig, .. Deze gewoontes mogen nooit mee overgenomen worden in het proces-verbaal.
Een botscan kan afgenomen worden voor het verifiëren van een leeftijd, en gebeurd in politionele omstandigheden altijd bij de zwakke hand. Hierbij is er een mogelijke deviatie (afwijking) mogelijk, van een jaar tot twee jaar meer of een jaar of twee jaar minder. Indien deze deviatie leidt tot minderjarigheid op zijn minimum, dan wordt deze persoon volgens het parket eveneens als minderjarig beschouwd.
Dienst Vreemdelingenzaken heeft een driepuntsbotscan, waarbij zij meer specifieke resultaten hebben. Met andere woorden, de deviatie bij DVZ spreekt over maanden, niet jaren, waarbij een nauwkeuriger resultaat bekomen wordt. Via de Procureur des Konings kan navraag gedaan worden in MENAWEB, de databank van DVZ met hun botscans in.