Decreet 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM)
Decreet betreffende omgevingsvergunning 25 april 2014
Decreet 21 december 2007 tot aanvulling DABM
Decreet 23 december 2011 materialendecreet
Deze samenvatting vat de focus van het document samen op het wetgevingskader en de belangrijkste punten met betrekking tot de handhaving van het milieubeleid, de classificatie van activiteiten, de administratieve afhandeling en de rollen en rechten van toezichthouders in de context van milieubescherming.
De milieuhandhaving gebeurd veelal preventief. Dit gebeurd door de aanvraag van verschillende soorten vergevingsvergunningen, en specifiek de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is opgedeeld in drie klasse, waarbij klasse 1 de meest hinderlijke activiteiten omvat, klasse 2 de minder hinderlijke activiteiten en klasse 3 de minst hinderlijke activiteiten.
Voor klasse 1 en 2 is er een omgevingsvergunning nodig, terwijl klasse 3 enkel een melding vereist. Klasse 1 wordt aangevraagd bij de provincie, klasse 2 bij de gemeente. Indien het een gemengde aanvraag betreft wordt het aangevraagd bij de hoogste instantie.
De bestuurlijke afhandeling gebeurt bij alle milieumisdrijf zijn. Bij een milieumisdrijf wordt een proces-verbaal opgesteld en is er een mogelijkheid tot strafvervolging of een alternatieve geldboete.
Indien er zich toch een milieumisdrijf of milieuinbreuk voordoet, moet dit vastgesteld worden. Bij een milieuinbreuk wordt een verslag van vaststelling opgesteld en is er een exclusieve bestuurlijke geldboete mogelijk.
De laatste preventieve handhaving is raadgeving.
Bij repressieve handhaving zijn er verschillende mogelijkheden. Zo is er de aanmaning, het verslag van vaststellingen, het proces-verbaal van vaststellingen dat wél een bijzondere bewijswaarde heeft indien de kennisgeving tijdig gebeurd is, het bevel tot regularisatie, de exclusieve bestuurlijke geldboete die kan gegeven worden bij een milieuinbreuk, en maximaal €400,000 kan bedragen, en de alternatieve bestuurlijke geldboete die bij een milieumisdrijf gegeven kan worden, die maximaal €2,000,000 kan bedragen.
Er zijn drie grote toezichtshouders, namelijk de gewestelijke, het provinciale en het lokale niveau. Op lokaal niveau zijn er drie soorten toezichthouders, namelijk de intergemeentelijke, de gemeentelijke en de toezichthouder van de politiezone.
Er zijn 7 toezichtsrechten, namelijk toegang, inzage en kopie zakelijke gegevens, onderzoek van zaken, onderzoek transportmiddelen, ondersteuning, audiovisuele middelen en recht op bijstand.
Toezicht en opsporing mogen niet vermengd worden. Toezicht is zonder vermoeden van een overtreding, terwijl opsporing concrete aanwijzingen voor een misdrijf vereist.