Artikel 3bis Voorafgaande titel van het wetboek van Strafvordering
Wet op de geïntegreerde politie
GPI 58 betreffende politionele slachtofferbejegening
Een slechtnieuwsmelding kan door iedereen gedaan worden van het operationeel kader, maar wordt algemeen veelal door interventiediensten uitgevoerd. Een slachtofferbejegenaar komt meestal ter plaatse als de aard van de feiten dit rechtvaardigd, zoals bij een ongeval, verdacht overlijden of dergelijke zaken.
Een slechtnieuwsmelding is meestal het eerste contact met naaste familie. Dit dient dus zo snel als mogelijk, correct en ernstig te gebeuren. Hieraan gaat wel wat voorbereiding aan vooraf. Zo heeft men nood voor de slechtnieuwsmelding alle essentiële elementen van informatie voorafgaand de melding bij zich te hebben. Dit vertaald zich in de vragen wat is er gebeurd, waar is het gebeurd, hoe is het gebeurd, wie is betrokken, wat is de toestand en dergelijke meer. Voorafgaandelijk zoveel mogelijk informatie verzamelen kan ook door alle bronnen ter onzer beschikking te raadplegen. Hierbij moet men denken aan het rijksregister voor na te gaan of er eventueel kinderen in huis kunnen zijn, de wijkagent voor extra informatie, de huisarts, maar ook de algemene nationale gegevensbank.
Het is imperatief de dichte nabestaanden zo snel mogelijk op de hoogte te brengen, zeker in deze tijden van sociale media waarbij het nieuws zich soms sneller verspreid dan dat wij het kunnen volgen. Het is tevens ook belangrijk dat onder de collega's duidelijke afspraken gemaakt worden over wie wat gaat doen. Als het opportuun lijkt om een slachtofferbejegenaar mee ter plaatse te krijgen kan men dit altijd navragen bij de Officier van Bestuurlijke Politie van wacht, dewelke beslist over het al dan niet aansturen van een professionele slachtofferbejegenaar.
De boodschap moet zo simpel, snel en correct als mogelijk worden gebracht. Hierbij moeten we ten zeerste vermijden dat we zelf dingen gaan invullen over iets waar we niet honderd procent zeker van zijn, en ook letten op onze eigen emotionele projectie naar de nabestaanden van het slachtoffer. De boodschap zelf moet best gebracht worden in comfortabele omstandigheden, in een korte en krachtige bewoording, waarbij we ons bewust moeten zijn van onze eigen non-verbale en verbale communicatie.
We moeten er naar streven om een zo volledig mogelijk antwoord te geven op de vragen zonder hierbij te willen antwoorden op dingen die niet geweten zijn. We moeten ook proberen het tempo van het gesprek te respecteren, waarbij stiltes niet erg zijn. Integendeel, zij kunnen altijd een meerwaarde bieden. Let er ook op dat je niet meegaat in het ontkennen van het gebeuren. Men kan hierbij de boodschap steeds herhalen, met het aanvullen van de details. Tenslotte mogen we niet vergeten ook de nodige doorverwijzingen te doen waarbij we nog maar denken dat deze een meerwaarde kunnen bieden.
We moeten de boodschap zo snel mogelijk brengen, dus uitstel is hierbij zeker uit den boze. Verkeerde informatie meegeven is nefast voor het verwerkingsproces en het vertrouwen in de politie als organisatie. Praten over jezelf en je eigen ervaringen naar voor brengen kunnen zeker een averechts effect hebben. Onthoud dat je waarschijnlijk nooit hetzelfde hebt meegemaakt en dus niet kunt inschatten hoe deze mensen zich op dat moment voelen. Weggaan zonder concrete afspraken te maken of contactgegevens na te laten is ook ten zeerste te vermijden, zeker omdat de nabestaande alles even moet kunnen laten bezinken. Er zullen nadien zeker nog vragen bovenkomen. De waarheid verbloemen of eufemismen gebruiken heeft geen nut, want dit helpt de nabestaande enkel met het ontkennen van dat er iets gebeurd is. Slechtere alternatieven opsommen is natuurlijk ook geen goed idee, en het laten raden waarom we er zijn is helemaal uit den boze. Kort samengevat, wees duidelijk, direct en met voldoende empathie.
De emotionele belevingsfasen hebben verschillende stadia. Bij het eerst aanhoren van het slecht nieuws gaat de persoon in kwestie vaak gevoelens van ontzetting, verbijstering of ongeloof vertonen. Ze beseffen niet altijd onmiddelijk wat er gebeurd is en zijn dikwijls verward. Vertelde zaken worden niet altijd volledig geregistreerd, en er wordt veel herhaald. Het begint meestal ook met ongeloof, waarbij de nabestaande niet kan en vooral wil geloven dat er iets gebeurd is. Dit kan ook gepaard gaan met agressie, schuldgevoelens of in bepaalde omstandigheden blijdschap. Wees hier op voorbereid.
In de tweede fase zijn ze vooral mentaal erg met de zaak bezig. Men zoek een verklaring voor het gebeurde, zijn neerslachtig, hebben schuldgevoelens, .. Deze fase wordt vooral gekenmerkt door vermijdings- en herbelevingsdrang, dewelke zich kunnen afwisselen. Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld het vermijden van activiteiten en plaatsen die aan de gebeurtenis doen denken, het opwellen van gevoelens, denkbeelden en handeling een opnieuw doormaken van (flarden van de) gebeurtenis bevatten, zoals dagdromen of nachtmerries, plotse schrikreacties bij geluiden of bewegingen en dergelijke meer.
In een derde fase volgt de integratie. We kunnen van een herstel spreken als de ervaring is "geïntegreerd" in het dagelijkse leven, in het zelfbeeld en wereldbeeld van de betrokkene. Het bereiken van een aanvaardbaar niveau van herstel neemt niet weg dat voor vele slachtoffers het leven indringend is veranderd.
Dit is meer voor de professionele slachtofferbejegenaars. Zij gaan mee ter plaatse om de laatste groet te brengen en een waardig afscheid mee te garanderen. Veelal wordt door de nabestaanden dit zelf gevraagd aan de betrokken slachtofferbejegenaar. Hier valt thans ook onder dat de plaats der feiten kan schoongemaakt worden bij bijvoorbeeld een verdacht overlijden door speciaal hiervoor opgerichte schoonmaakfirma's. De kosten hierbij vallen onder gerechtskosten en dienen dus niet door de nabestaanden betaald te worden.
Er is een verplichte kennisgeving aan het Parket bij een gewelddadig overlijden, of wanneer de oorzaak van het overlijden nog niet gekend is. Hierbij moet de magistraat onmiddelijk na de eerste vastellingen worden verwittigd. Deze geeft dan verdere instructies met betrekking tot het verdere onderzoek. Er dient een overleg te zijn tussen de politie en de magistratie over de verplaatsing en overbrenging van het lichaam, en de mededeling van het overlijden aan de nabestaanden.
Het lichaam dient zo snel als mogelijk verplaatst te worden naar een geschikte plaats als het belang van het onderzoek dit toelaat. Als het lichaam niet verplaatst mag worden dient het afgeschermd te worden van het publiek en dienen de nabestaanden hiervan in kennis te worden gesteld, alsook van de reden waarom het lichaam ter plaatse moet blijven. In de mate van het mogelijke dient rekening gehouden te worden met de wens van de nabestaanden om zich te begeven naar de plaats van de feiten, en men moet ervoor zorgen dat de pers of het publiek geen beelden kan maken.
Voor de aanwezigheid van nabestaanden op de plaats kan er best een opvang voorzien worden door een slachtofferbejegenaar of door iemand die een specifieke opleiding heeft genoten. De aanwezigheid van de nabestaanden op de plaats van de feiten, ontlast de slachtofferbejenaar niet van de taak om achteraf een 'waardig afscheid' te organiseren.
De persoonlijke bezittingen van de overledene die overtuigingsstukken zijn worden in beslag genomen, geïnventariseerd en neergelegd ter griffie. Een kopie van een mogelijke afscheidsbrief
wordt zo snel mogelijk aan de bestemmeling of de nabestaande bezorgd na toestemming van de magistraat. Dit gebeurd bij voorkeur door een slachtofferbejegenaar. De originele
afscheidsbrief wordt pas aan de bestemmeling of de nabestaande bezorgd indien de brief niet meer nodig is voor het onderzoek en na toestemming van de magistraat. Er dient wel een kopie van de
afscheidsbrief bij het proces-verbaal te worden gevoegd. Indien de originele reeds bij het proces-verbaal werd gevoegd, dan zal de dienst slachtofferonthaal van het Parket instaan
voor de teruggave hiervan.
De persoonlijke bezittingen die geen overtuigingsstukken zijn worden geïnventariseerd en bewaard in de vaststellende zone. Deze kunnen worden teruggeven aan het dichtste familielid, waarbij
een ontvangstbewijs wordt opgemaakt. Dit bewijs bevat een inventaris van de teruggegeven goederen en wordt bijgevoegd als bijlage aan het proces-verbaal.
Het vermeldt dat de overhandigde voorwerpen in bewaring genomen worden onder voorbehoud van de toepassing van de regels met betrekking tot het erfrecht.
Zichtbare juwelen worden op de persoon van de overledene gelaten, maar maken wel deel uit van de inventaris.
Deze kinderen vertonen geen onbehagen bij het wegvallen van een ouderfiguur. Ze hebben op deze leeftijd nog niet genoeg objectpermanentie om hier besef van te hebben.
Kinderen van deze leeftijd hebben het moeilijk met drie sleutelbegrippen, namelijk het niet meer functioneren van het lichaam, dat de dood onomkeerbaar is, en dat de dood universeel is. Dit kan de nodige moeilijkheden met zich meebrengen.
Deze kinderen zijn zéér kwetsbaar. Deze beginnen te begrijpen dat de dood onomkeerbaar en permanent is, hoewel ze niet vatten dat ze ook kwetsbaar zijn. Een goed voorbeeld in de vorm van een vraag van hen is 'Is de dood besmettelijk?'. Dit is de leeftijd waarop kindseren alles willen weten wat met het lichaam bij crematie of begraving gebeurd. Hoe moeilijk men dit ook vindt, eerlijkheid is en blijft de beste houding hiervoor. Als men begint met een verkeerde uitleg aan de kinderen, loopt men op één of ander moment zeker vast.
Deze hebben een vermogen tot abstract denken, weten wat dood betekent, dat iedereen sterft en de dood onomkeerbaar is. Ze hebben de neiging om gevoelens te verbergen, en hangen soms een façade van onafhankelijkheid op. Ze duwen het verdriet ook veelal weg. Dit kan zich uiten in algemene prikkelbaarheid, opstandigheid, bazig en controlerend zijn. Dit zijn pogingen om met hun eigen hulpeloosheid om te gaan. Hier broeit wel een gevaar voor het ontwikkelen van fobieën en hypochondrisch gedrag. Hierbij moet maximaal ingezet worden op veiligheid bieden om verdriet te uiten, bijvoorbeeld bij een leerkracht of andere vertrouwenspersoon.
Hier wordt een grote weerstand ondervonden om met volwassenen te praten. Er is overbezorgdheid of anderen hun reacties wel zullen aanvaarden, en gaat dikwijls gepaard met hevige emoties. Er kan een zekere vervreemding optreden van familie en vrienden, en schuldgevoelens in verband met de normale opstandigheid en met het afstand nemen van de familie, die zich hebben voorgedaan voor de dood en die eigen zijn aan de adolescentie.